Het Bildt

Het Bildt is een kustgemeente en streek in de Nederlandse provincie Friesland met als hoofdplaats Sint Annaparochie. De gemeente telt 10.633 inwoners (per 1 januari 2014, bron: CBS) en ligt aan de Waddenzee met 15,4 km kust. Het Bildt maakte ooit deel uit van de Middelzee en is een oude Hollandse polder. De naam "het Bildt" komt van opgebild, wat opgeslibd betekent. Je bent dus niet "in" het Bildt maar "op" het Bildt

De gemeente het Bildt telt zeven officiële dorpen. De Nederlandse namen zijn de officiële. In het poldergebied van het Bildt wordt geen Fries, maar Bildts gesproken. Het wordt algemeen aangenomen dat het dialect is ontstaan door vermenging van de Zuid-Hollandse dialecten van de polderbewoners met het Fries van de omliggende gebieden (zie Geschiedenis) al is er nog wel enige controverse over de precieze afkomst van de eerste Bilkerts en over de mate van beïnvloeding van het Bildts door het Fries. Alleen in het dorp Minnertsga, dat niet in het poldergebied ligt en pas sinds de gemeentelijke herindeling van 1983 tot de gemeente het Bildt behoort, wordt in hoofdzaak Fries gesproken. De gemeente heeft wel gekozen voor tweetalige plaatsnaamborden, maar onder de Nederlandse naam van de polderdorpen staat de Bildtse vertaling vermeld in plaats van de Friese.

Het Bildt maakte ooit deel uit van de Middelzee. Toen deze rond 1300 door een dijk tussen Beetgumermolen en Britsum werd afgesloten, slibden de noordelijke kwelders verder aan. In 1398 werden de kwelders door graaf Albrecht van Beieren geschonken aan Arend van Egmont. Honderd jaar later, in 1498, was het gebied aanzienlijk groter geworden. Het bestond toen uit het Grote Bildt en het Kleine Bildt, en werd eigendom van hertog Albrecht van Saksen. Zijn zoons Hendrik V van Saksen en George van Saksen kregen Friesland onder hun gezag. Tot dit gebied behoorden ook de eilanden Terschelling, Griend, Ameland en de buitendijkse kweldergronden, het tegenwoordige Bildt. Hertog Hendrik zetelde zich in de stad Franeker en oefende de feitelijke macht uit en bracht namens zijn vader de inning van (hoge) pachten en belastingen ten uitvoer. Hendrik was streng en daardoor niet geliefd onder de Friese bevolking. Dit resulteerde op 12 mei 1500 in het Beleg van Franeker. Een leger van Friese boeren en edelen belegerden de stad Franeker, maar waren ongetraind en ongeorganiseerd. Ondanks enkele aanvallen had de belegering geen resultaat. Albrecht ontzette de stad met daarin Hendrik uiteindelijk op 16 juli 1500 middels een talrijk, haastig bijeengebracht, leger. Na de dood van Albrecht kort daarop in september 1500 volgden Hendrik en Georg hun vader op als heersers van Friesland. Op 26 maart 1501 schonken Hendrik en Georg de stad Franeker een aanzienlijk (200 morgen) stuk buitendijks kwelderland als beloning van hun trouw aan Hendrik ten tijde van de belegering van Franeker. Deze landen dragen de naam Franekerlanden en zijn tot op de dag van vandaag nog steeds eigendom van de stad Franeker.

Feitelijk had George van Saksen het gouverneurschap van zijn broer Hendrik al enige tijd op zich genomen. Dit omdat Hendrik zijn buik vol had van de Friezen die in zijn ogen een stug en moeilijk volk waren. Hendrik was een feodaal heerser, Georg was een capabel leider. Nog voor de formele machtsoverdracht op 30 mei 1505 tekende Georg van Saksen op 22 februari 1505 de overeenkomst om het Bildt te bedijken (het tegenwoordige Oud Bildt).

Daarvoor sloot hertog George van Saksen op 22 februari 1505 een overeenkomst met de gebroeders Dirk, Floris en Jacob van Wijngaarden, en Thomas Beukelaar, de schoonzoon van een van hen. Met deze Zuid-Hollandse heren werd afgesproken dat zij de kwelders zouden indijken tegen vrijstelling van pacht gedurende het eerste jaar. De gebroeders van Wijngaarden stonden bekend om hun eerdere succesvolle inpolderingen in Zeeland, op het Land van Altena. In 1505 werd het Bildt binnen 261 dagen door circa 1400 arbeiders uit onder meer Zuid-Holland, Zeeland, Noord Brabant en Noord-Holland ingedijkt met een dijk van 14 kilometer, de tegenwoordige Oudebildtdijk. In de dijk werden twee sluizen gebouwd, één oostelijk en één westelijk, waarvan die van Oude Bildtzijl nog bestaat. Het werk werd nog voor het stormseizoen van 1505 voltooid. Een enorme prestatie in die tijd, omdat het werk werd verricht met beperkt gereedschap zoals schep en kruiwagen. Machines waren er in die tijd nog niet, wel werd gebruikgemaakt van een beperkt aantal paarden en sleepbakken. Er werd in ploegen van zogenaamde 'homannen' gewerkt, één homan was een ploeg van 100 arbeiders die één kilometer dijk(vak) aanlegde. De Oudebildtdijk is 14.250 meter lang wat neer komt op minimaal 14 homannen die tegelijkertijd aan de dijk werkten. Dat moest ook wel want de dijk moest voor het stormseizoen voltooid zijn. Tot 1508 werden nog aanpassingen aan de dijk gedaan, zodoende wordt ook wel vermeld dat de aanleg van de dijk tussen 1505 en 1508 plaatsvond. Veel dijkwerkers zijn op Het Bildt blijven wonen.

In het midden van de polder werd een kaarsrechte weg aangelegd, in eerste instantie 'Regentenweg' en later 'Middelweg' genoemd. Langs deze weg werden een drietal werkkampen opgericht van waaruit de dijkwerkers iedere dag naar de Oudebildtdijk trokken om aan de dijk te werken. Deze nederzettingen werden vernoemd naar de oorspronkelijke plaatsen (Wijngaarden, Altoenae en Kijfhoek), waar het voornaamste deel van de dijkwerker vandaan kwamen. Zo ontstonden de drie dorpen: Wijngaarden, Altoenae en Kijfhoek. Elk dorp vormde een katholieke parochie, en de namen daarvan gingen al snel over op de dorpen. Zo ontstonden Sint Jacobiparochie (voor Wijngaarden), Sint Annaparochie (voor Altoenae), en Vrouwenparochie naar Onze Lieve Vrouwe (voor Kijfhoek).

De Friezen maakten aanspraak op de kweldergronden die zij voor de aanleg van de Oudebildtdijk bewerkten of wilden daar een redelijke vergoeding voor hebben. Het kweldergebied was een inkomstenbron voor boeren, verpachters en kloosterschappen. De Saksische hertogen hadden naast enkele kleine boeren en cassiers (investeerders/verpachters uit bijvoorbeeld Leeuwarden) in hoofdzaak te maken met het grote kloosterschap Ludingakerke uit het dorp Almenum(nu Harlingen) en Mariëngaarde nabij Hallum.

Ludingakerke was een groot Augustijner kloostergemeenschap in Friesland en had vele kleinere kerkjes/gemeenschappen onder zijn bestuur. De monniken van de deze kerkjes bewerkten de voormalige buitendijkse kweldergronden ten noorden van de Griene Dyk. De premonstratenzer monniken van klooster Mariëngaarde bewerkten het voor hun westelijk kweldergebied (nu oostelijk Bildt) westelijk van Hallum en Oude Leije. Georg van Saksen kwam met Ludingakerke vrij snel tot een overeenkomst voor een vergoeding van de voormalige kweldergronden. Het oostelijk gelegen klooster Mariëngaarde heeft echter lange tijd aanspraak gemaakt op door hen westelijk buitendijks bewerkte kwelders en vergoedingen daarvoor. Het duurde tot 1540 voor er ook een overeenkomst werd gesloten met dit klooster. Klooster Ludingakerke was zeer rijk geworden door de aanleg van de grachten in Harlingen ten behoeve van de handel en was minder afhankelijk van deze kweldergronden dan Mariëngaarde.

Georg van Saksen heeft niet lang van Het Bildt mogen genieten, want al in 1514 werd hij genoodzaakt het gehele gebied te verkopen aan keizer Karel V. Hij heeft nog wel een verzoekschrift aan de keizer gestuurd of hij het gebied onder zijn gezag mocht houden, maar dit heeft niet gebaat. Toen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zich losmaakte van Spanje, werd het Bildt de negenentwintigste grietenij van Friesland.

Het gebied slibde nog steeds aan en zo werd in 1600 het Buitenbildt ingedijkt (Nij Bildt), dat in 1637 samen met een deel van Oud Bildt door de Staten van Friesland uit geldgebrek aan de pachters werd verkocht. In 1715 werd nogmaals een kweldergebied ingedijkt, de Wester Bildtpollen geheten. Op 12 maart 1751 werd dit met de rest van het Bildt dat nog in bezit was van de Friese Staten verkocht. In 1754 werden de Ooster Bildtpollen ingedijkt.

In de jaren na de aanleg van de Afsluitdijk (1932) verdween de visserij langs de Bildtse kust. Door het dichtslibben van het wad was vissen vrijwel onmogelijk geworden en leverde niet genoeg op om van te leven. Honderden vissers verloren hun werk en een ooit bloeiende vissersgemeenschap is geheel verdwenen. Men viste op een verscheidenheid van vissoorten, incidenteel werden er zeehonden geschoten. Deze visserij, veelal door middel van fuiken haaks geplaatst op de kust, vond plaats ten noorden van Harlingen tot westelijk van Zwarte Haan. Wat nog herinnert aan deze tijd is een monument van Frans Ram genaamd 'De Waadfisker', ter ere van deze waddenvissers. Dit beeld staat nabij de buurtschappen Koehool en Dijkshoek (Franekeradeel), halverwege het kustgebied waar de visserij plaatsvond.

Er waren plannen om het gebied rond de Oude- en Nieuwebildtdijk te laten aanwijzen als beschermd Rijksmonument. Deze plannen zijn eind 2004 door de gemeenteraad afgewezen. Op 27 februari 2009 is er een nieuwe procedure gestart. Zie Rijksbeschermd gezicht Oude en Nieuwe Bildtdijken Het gebied is nog niet definitief aangewezen.

In 2005 is het vijfhonderdjarig bestaan van het Bildt gevierd.

Foto's van het bildt